BELEIDSREGELs INZAKE DE UITVOERING VAN HOOFDSTUK 3 VAN DE VERORDENING OP DE ADVOCATUUR

Paragraaf 1. Goedkeuring stage en patroon

Artikel 1 Aanvraag goedkeuring stage en patronaat

1. Een verzoek om goedkeuring van de stage en het patronaat wordt ingediend door middel van het daarvoor door de algemene raad vastgestelde formulier vóór indiening van het verzoek tot beëdiging.
2. Bij het verzoek legt de stagiaire over:
a. de instemming van de beoogd patroon;
b. de relevante overeenkomsten met de beoogd patroon of zijn kantoor, waaronder de arbeidsovereenkomst en/of de stageovereenkomst;
3. De stagiaire-ondernemer legt tevens de volgende stukken over
a. het ondernemingsplan,
b. het bewijs van een passende kredietfaciliteit;
c. een offerte of polis van de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
d. de huurovereenkomst voor de duur van de stage;
e. afspraken over waarneming bij ziekte en vakantie;
f. de overeenkomst met de stichting derdengelden, statuten van de stichting derdengelden en een uittreksel uit het stichtingenregister van de kamer van koophandel.
g. een offerte van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering met daarbij een verklaring dat wordt voldaan aan afdeling 6.6 van de Verordening op de advocatuur.

Artikel 2 Beoordeling goedkeuring van de patroon en stage

1. De onder artikel 1, tweede en derde lid, van deze beleidsregel genoemde stukken dienen te worden goedgekeurd door de raad van de orde.
2. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring aan het patronaatsverzoek in ieder geval indien de beoogd patroon in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag een tuchtrechtelijke sanctie is opgelegd:
a. aan de beoogd patroon en de sanctie ziet op de wijze van begeleiding door de beoogd patroon;
b. aan de beoogd patroon of een of meer van zijn kantoorgenoten, en de sanctie ziet op de praktijkvoering of praktijkuitoefening van zijn kantoor.
3. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring in ieder geval indien klachten zijn ontvangen bij de deken of de raad van de orde, die zien op gedragingen die plaatsvonden in de drie jaar voorafgaand aan het verzoek en die klachten gegrond zijn verklaard en:
a. afkomstig zijn van stagiaires en betrekking hebben op de begeleiding door de beoogd patroon of een of meer van zijn kantoorgenoten of,
b. afkomstig zijn van derden, en betrekking hebben op onbetamelijk gedrag van de beoogd patroon.
4. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel f, laatste zinsdeel, van de Verordening op de advocatuur indien het aantal stagiaires meer dan twee betreft.
5. De raad van de orde onthoudt de goedkeuring, op grond van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel g, van de Verordening op de advocatuur, indien in de drie jaren voorafgaand aan het verzoek van meer dan een stagiaire de stage is geëindigd zonder stageverklaring om redenen die zijn toe te rekenen aan de beoogd patroon of het kantoor.

Artikel 2A. Ontheffing 7-jaareis

Indien de beoogd patroon korter dan zeven jaar maar langer dan vijf jaar is ingeschreven kan de raad van de orde de goedkeuring verlenen indien:
a. de beoogd patroon blijk geeft van voldoende ervaring om de stagiaire te begeleiden;
b. de beoogd patroon de cursus voor patroons heeft gevolgd;
c. het patronaat geen buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft;
d. de beoogd patroon geen andere stagiaires heeft;
e. de beoogd patroon en stagiaire aannemelijk maken dat het vinden van een andere patroon bezwaarlijk is en
f. er geen andere bezwaren tegen goedkeuring zijn.

Artikel 2B. Ontheffing EU advocaat

1. Indien de beoogd patroon, bedoeld in artikel 3.6, tweede lid van de Verordening op de advocatuur, korter dan vier jaar maar langer dan twee jaar is ingeschreven, kan de raad van de orde de goedkeuring verlenen indien:
a. de beoogd patroon blijk geeft van voldoende ervaring om de stagiaire te begeleiden;
b. de beoogd patroon de cursus voor patroons heeft gevolgd;
c. het patronaat geen buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft;
d. de beoogd patroon geen andere stagiaires heeft;
e. de beoogd patroon en stagiaire aannemelijk maken dat het vinden van een andere patroon bezwaarlijk is en
f. er geen andere bezwaren tegen goedkeuring zijn.

Paragraaf 2. Vrijstelling kantoor houden bij patroon ex. artikel 9b, derde lid, Advocatenwet

Artikel 3 Aanvraag vrijstelling kantoor houden bij patroon

1. Op een aanvraag voor een vrijstelling om bij de (beoogd) patroon kantoor te houden, op grond van artikel 9b, derde lid, van de wet, zijn het tweede tot en met derde lid van dit artikel van toepassing.
2. Een verzoek om vrijstelling, bedoeld in artikel 9b, derde lid, van de wet, wordt ingediend voorafgaand aan de indiening van het verzoek tot beëdiging.
3. De stagiaire gebruikt voor het verzoek het daarvoor bedoelde formulier van de raad van de orde en legt daarbij de volgende bescheiden over:
a. de instemming van de beoogd patroon;
b. een begeleidingsplan, waaronder verstaan wordt de afspraken inzake de concrete begeleiding van de stagiaire;
c. de relevante overeenkomsten zoals de arbeidsovereenkomst of samenwerkingsovereenkomst en/of stageovereenkomst;
d. een offerte van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering met daarbij een verklaring dat wordt voldaan aan afdeling 6.6 van de Verordening op de advocatuur of een verklaring van de werkgever dat de stagiaire wordt toegevoegd aan de bestaande verzekering van het kantoor;
e. een bewijs dat het kantoor adequaat is ingericht als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van deze beleidsregel en, indien van toepassing, een huurovereenkomst;
f. een verklaring van een meer ervaren advocaat als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van deze beleidsregel.

Artikel 4 Beoordeling vrijstelling

1. Bij de beoordeling of er sprake is van een behoorlijke praktijkuitoefening als bedoeld in artikel 9b, derde lid, van de wet, neemt de raad van de orde de volgende aspecten in acht:
a. de stagiaire houdt voor de dagelijkse begeleiding in de uitoefening van de praktijk kantoor bij een advocaat die langer dan vijf jaar als zodanig werkzaam is, onvoorwaardelijk op het tableau is ingeschreven als advocaat en bij wie geen andere stagiaire werkzaam is.
b. de stagiaire en beoogd patroon zijn in de gelegenheid om op regelmatige basis, dat wil zeggen het eerste jaar dagelijks, overleg te plegen over de lopende zaken en de in- en uitgaande post;
c. de beoogd patroon bezoekt op regelmatige basis, dat wil zeggen in het eerste jaar wekelijks en vanaf dat moment eens per vier weken, het kantoor van de stagiaire;
d. de stagiaire bezoekt op regelmatige basis, dat wil zeggen in het eerste jaar wekelijks en vanaf dat moment eens per twee weken, het kantoor van de beoogd patroon;
e. het kantoor van de stagiaire is adequaat ingericht en beschikt over een behoorlijke inventaris, waaronder doelmatige communicatiemiddelen en voldoende handboeken en literatuur.
2. Voor de stagiaire die als advocaat in dienstbetrekking werkzaam is in de zin van artikel 5.9 onder g van de Verordening op de advocatuur geldt in afwijking van lid 1 onder a dat de stagiaire voor de dagelijkse begeleiding in de uitoefening van de praktijk kantoor houdt bij een advocaat of een jurist die werkzaam is op het zelfde rechtsgebied en minimaal vijf jaar juridische werkervaring heeft. 
3. Geen vrijstelling wordt verleend aan een stagiaire-ondernemer, behoudens in die gevallen waarin de patroon wordt aangewezen op grond van artikel 9b, vierde lid, van de wet.

Artikel 5 Aan vrijstelling verbonden voorwaarden

Aan de vrijstelling worden de volgende voorwaarden verbonden:
a. de stagiaire voldoet aan de voorschriften, gesteld bij of krachtens de wet;
b. de stagiaire en de (beoogd) patroon komen de overeengekomen afspraken in het kader van de begeleiding na, zoals ze bij de aanvraag, bedoeld in artikel 1 van dezer beleidsregel, zijn overgelegd;
c. de stagiaire en de (beoogd) patroon informeren de raad van de orde per ommegaande over wijzigingen in de kantoor(situatie) van de stagiaire en/of de (beoogd) patroon.

Artikel 6 Intrekken vrijstelling

1. De raad van de orde trekt de vrijstelling in, indien:
a. de patroon of stagiaire zich niet aan de bepalingen van artikel 3.8 en 3.9 en de artikelen in paragraaf 3.1.4. van de Verordening op de advocatuur, houden;
b. de patroon of stagiaire de raad van de orde onvoldoende informeren over de (kantoor)situatie van de patroon of stagiaire;
c. de raad van de orde van oordeel is dat de begeleiding van de stagiaire door de patroon of de meer ervaren advocaat in de praktijk onvoldoende is;
d. de stagiaire zich op enige wijze aan het toezicht door de patroon of de raad van de orde onttrekt, waarbij onder meer gekeken wordt naar de reactie op verzoeken om inlichtingen, de bereikbaarheid, het beantwoorden van telefoongesprekken of andere berichten;
e. de administratie niet conform de daartoe gestelde regels, in het bijzonder de Verordening op de administratie en financiële integriteit, is ingericht.
2. Voordat de raad van de orde een besluit tot intrekking neemt, stelt hij de patroon en de stagiaire in de gelegenheid hun zienswijze daarover naar voren te brengen.
3. Nadat de vrijstelling, bedoeld in artikel 9b, derde lid, is ingetrokken onderzoekt de raad van de orde of de stagiaire kantoor is gaan houden bij de patroon. Indien dat niet het geval is, mag de stagiaire de praktijk niet uitoefenen en is op grond van artikel 3.4, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur de stage van rechtswege opgeschort. De raad van de orde kan in dat geval de maatregelen nemen genoemd in artikel 11 van deze beleidsregel.

Paragraaf 3 Bemiddeling bij zoeken patroon

Artikel 7 Bemiddeling bij het zoeken patroon

1. Een verzoek tot bemiddeling ontslaat de stagiaire niet van de verantwoordelijkheid om zelf te zoeken naar een nieuwe patroon.
2. De raad van de orde kan bij het zoeken van een (tijdelijke) patroon bemiddelen indien de stagiaire aan de raad van de orde aantoont dat de zoekacties onvruchtbaar zijn. De stagiaire legt daarbij bewijs over van de door de stagiaire in dat kader ondernomen activiteiten.

Paragraaf 4. Verkorting van de stage

Artikel 8 Verkorting stage

Op een verzoek tot verkorting van de duur van de stage past de Raad van de orde de Beleidsregel stageverkorting van de algemene raad toe. (Deze is te vinden via: http://regelgeving.advocatenorde.nl)

Paragraaf 5. Voltooiing van de stage

Artikel 9 Voltooiing van de stage

1. De raad van de orde ontvangt voor de beoordeling of de stage is voltooid van de patroon en/of stagiaire de volgende gegevens:
a. het bewijs van het voldoen aan de verplichtingen in artikel 3.9, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;
b. het bewijs van het voldaan hebben aan de verplichtingen in artikel 3.10, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur;
c. het bewijs van het behaald hebben van de beroepsopleiding advocaten als bedoeld in artikel 3.21 van de Verordening op de advocatuur;
d. een verklaring van de patroon dat de stagiaire geschikt is voor het beroep van advocaat en over voldoende praktijkervaring beschikt;
e. eventuele overige informatie die van belang kan zijn voor de beoordeling.
2. Bij de beoordeling of er sprake is van voldoende praktijkervaring als bedoeld in artikel 9b, tweede lid, van de wet, neemt de raad van de orde mede de volgende aspecten in acht:
a. of de stage al dan niet opgeschort is geweest ingevolge artikel 3.4 van de Verordening op de advocatuur;
b. of de stagiaire heeft voldaan aan de verplichtingen in de artikelen 3.8, 3.9 en 3.10 van de Verordening op de advocatuur;
c. indien het een buitenstagiaire of stagiaire-ondernemer betreft, of de stagiaire heeft voldaan aan artikel 3.11 en 3.12 van de Verordening op de advocatuur;
d. of er klachten, al dan niet tuchtrechtelijk, bekend zijn over de stagiaire, zijn patroon of het kantoor van de stagiaire of de patroon.

Artikel 10 Verlenging van de stage

1. De raad van de orde kan de stage verlengen, indien het aannemelijk is dat voor het einde van de termijn de stagiaire alsnog over voldoende praktijkervaring beschikt en dat de ontbrekende verplichtingen zijn vervuld.
2. Indien na afloop van de verlenging niet is voldaan aan de vereisten voor afgifte van de verklaring van voltooide stage, onderzoekt de deken de mogelijkheid van toepassing van artikel 46f van de wet.

Paragraaf 6. Toezicht en handhaving

Artikel 11

1. Indien de stage opgeschort of geëindigd is, onderzoekt de raad van de orde of de stagiaire de praktijk niet meer uitoefent. 
2. Indien blijkt dat de praktijk niettemin wordt uitgeoefend: 
a. dient de deken een klacht, als bedoeld in artikel 46f van de wet in tegen de stagiaire; 
b. draagt de deken de patroon zo mogelijk op zorg te dragen voor de aan de stagiaire toevertrouwde belangen van cliënten.

Paragraaf 7. Hardheidsclausule

Artikel 12 Indien de toepassing van deze beleidsregels leidt tot een onevenredige uitkomst kan de raad van de orde van deze regels afwijken.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van de Raad van de Orde Noord-Nederland van 9 januari 2015. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015.